Deel 1: “Als we ons strategische en tactische huiswerk hebben gedaan en kwalitatieve beheerders, boutiques of huizen hebben onderscheiden, dan volgt (pas) de beoordeling van hun product. Er zijn daarvoor aantal maatstaven in gebruik die vaak ook vermeld staan ‘factsheets’ en publicaties van ‘rating’ agentschappen”.
Zonder achtergrondkennis weet de gemiddelde leek meestal niet wat een ‘R-kwadraat’ van 19 of een ‘beta’ van 1,21 is. Om die statische getallen een betekenis mee te geven behandelen we in twee delen de belangrijkste risico indicatoren.
In het eerste deel behandelden we:
1. Up Down Market Capture Ratio
2. Tracking Error
3. Standaard Deviatie
4. Sharp Ratio
5. Risico Opbrengst Grafiek
6. R-squarred of R-kwadraat
In deel twee maken we het dozijn indicatoren vol:
7. Informatie Ratio
*(zie definitie deel 1, hier de Standard & Poor 500 Index)
Het meet de grootte en consistentie waarmee een investering zijn benchmark verslaat. Hoe hoger de Informatie Ratio hoe beter.
De Informatie Ratio is een op risico gecorrigeerde maatstaf die de afwijking meet van het actieve resultaat en deze relateert aan de afwijking van het actieve risico.
De Informatie Ratio wordt gebruikt om op een zeker moment de mate van agressiviteit van verschillende managers met elkaar vergelijken.
Een goede denkwijze over de Informatie Ratio is als maatstaf hoe goed je wordt beloond voor elke stukje extra risico dat je neemt.
Als zodanig kan de Informatie Ratio een waardevol gereedschap zijn bij de evaluatie van een managers om waarde toe te voegen gerelateerd aan oplopend risico. Als tool echter alleen waardevol als de benchmark correct gekozen en passend is.
8. Duration
Duration meet de geschatte beweeglijkheid van de koers van een obligatie bij een kleine verandering in de marktrentes.
Bijvoorbeeld: als een obligatieportefeuille een Duration heeft van 5 voor een 1%-verandering in rentetarieven omhoog of omlaag, dan zal de koers van de obligatie met ongeveer 5% stijgen of dalen.
In veranderlijke rentemarkten kan Duration een investeerder erop attent maken hoeveel beweeglijkheid zijn portefeuille zal doormaken. Dit wetende kan de investeerder hierop anticiperen en zijn portefeuille zo nodig aanpassen.
9. Correlatie
Correlatie is een statistische maatstaf hoe twee categorieën ten opzichte van elkaar bewegen. Correlatie wordt uitgedrukt in een factor van +1 tot -1.
Een correlatie van +1 betekent dat de categorieën, fondsen of portefeuilles perfect positief gecorreleerd zijn en als het ware als een tandem gelijk bewegen. Als de een omhoog gaat, gaat de ander ook omhoog.
Bij een correlatie van -1 bewegen de prijzen van de fondsen of categorieën perfect negatief gecorreleerd, spiegelbeeldig, in tegengestelde richting.
Bij de inrichting van een portefeuille is correlatie een belangrijke overweging. Correlatie kan je vertellen hoe managers in een portefeuille samen zullen presteren.
Portefeuilles met laag of negatief correlerende managers neigen er toe minder beweeglijk te zijn en minder risicovol.
10. Beta
Beta laat de beweeglijkheid van een beheerder zien ten opzichte van zijn benchmark. Specifiek het resultaat van een fonds in een gegeven periode toen de index met 1% steeg of daalde.
Een Beta boven de 1 is volatieler dan de index, terwijl een Beta onder de 1 minder volatiel is dan de index.
Beta kan gebruikt worden om de gevoeligheid te meten van een manager in een bepaalde markt. NB: Een lage Beta duidt dus alleen op het feit dat het risico’s van een manager gerelateerd aan de markt laag is. (Standaard Deviatie is de maatstaf van een fonds haar absolute beweeglijkheid).
R-kwadraat is een statistiek die hierbij in de vergelijking betrokken moet worden, omdat dit het percentage bewegingen reflecteert van een manager dat kan worden verklaard met de bewegingen van haar benchmark, en dus aangeeft of het wel een passende benchmark is.
11. Batting Average
De ‘Batting Average’ van een manager ten opzichte van zijn benchmark is de verhouding tussen het aantal periodes dat de manager zijn benchmark versloeg en het totaal aantal periodes.
De Batting Average toont de consistentie van out-performance.
Bijvoorbeeld: de manager versloeg de benchmark in 8 van de 11 periodes. De Batting Average voor deze manager is dan 73%. Idealiter zoek je een manager met een Batting Average groter dan vijftig procent.
12. Alpha
Alpha bemeet de voor het risico van de manager aangepaste resultaten, anders dan die van de markt zelf.
Een hoge Alpha impliceert dat de manager beter presteert dan verwacht, gegeven zijn Beta (beweeglijkheid). Daartegenover indiceert een negatieve Alpha dat een manager onderpresteert gegeven de verwachting op basis van Beta.
Alpha leunt op 2 factoren. (1) de aanname dat marktrisico, zoals gemeten door beta, het enige risico is dat gemeten hoeft te worden en (2) de kracht van de lineaire relatie tussen een manager en haar index zoals die is gemeten door R-kwadraat.
Formule: Portefeuilleresultaat minus (risicovrije rente + beta x (benchmark- of marktresultaat - risicovrije rente)
(NB Een negatieve Alpha kan soms worden veroorzaakt door de extra kosten die worden verwerkt in de resultaten van de manager vergeleken met de benchmark index).
---------------------------------------------------------------------
Ik hoop dat een geïnteresseerde belegger de in gebruik zijnde terminologie van factsheets van vermogensbeheerders en ratingkantoren met bovenstaande uitleg wat beter kan plaatsen en interpreteren.
Ieder zijn vak, dat is ook waar: het is altijd handig te kunnen terugvallen op een specialist als je niet vaak met bepaalde materie te maken hebt. Dan rest mij nog te zeggen ‘be our guest’, en schroom dan niet.
Met vriendelijke groeten.
Pim de Koekkoek Leer meer via www.vermogenspartner.nl